De zomer die alles was
De zomervakantie kan niet snel genoeg voorbij zijn voor Puca. Thuis is het niet zo fijn op dit moment. Aan het begin van de vakantie ontmoet ze Rover. Hij is pas verhuisd en zit op zijn dooie gemak onder de grijparmboom waar Puca haar dierenbegraafplaats heeft. Met Rover praten lukt verrassend vlot. Puca voelt het meteen, hier hangt vriendschap in de lucht. Tot Rover dat ene zinnetje uitspreekt: ‘Ik ga dood.’
Hoe vul je de tijd in als er niet veel tijd meer is?
Tijdens het lezen van dit boek voel je wat Puca voelt. Toch gaat in dit verhaal niemand onderuit want zelfs het grootste verdriet kan een gouden randje krijgen.
Lees een stukje
‘Je mag lachen, hoor.’
Ze lacht. Maar een te late lach is toch net iets minder dan een echte lach. Ze hoort woorden uit de keuken komen. Eén woord springt eruit: tijd. Tijd vliegt, zegt vader Willem. Puca weet niet wat ze denken moet. Tijd vliegt. Ja, ja. Gaat te snel. Te langzaam. Terwijl het eigenlijk helemaal niks is. Ze kan het niet zien, niet ruiken, niet voelen. Was de tijd maar een echt ding, zodat je het vast kon pakken en even weg kon leggen. Of ermee gooien. Heel hard tegen een muur. Omdat het niet doet wat je wil.
Wat andere lezers vinden
Er zijn nog geen reacties. Wees de eerste om zelf je mening door te geven.